Sidebilder
PDF
ePub

geschikt, heeft Dr. Prins, in zijn Allerlei, een nieuwe, hoog te schatten bijdrage geleverd tot voorziening in de dringende behoefte, welke onze tijd heeft aan een geloovig, en tevens grondig, degelijk onderzoek van den inhoud der schrift. Die bijdrage is mij te welkomer, daar ik ze ook als proeve meen te mogen aanmerken eener allergelukkigste vereeniging van hetgeen in soortgelijke geschriften, of althans in zulke, die met een soortgelijk doel zijn opgesteld, soms te zeer van elkander gescheiden wordt. In de gewone leerrede pleegt,

en dit kan ook wel niet anders het stichtelijk element geheel op den voorgrond te staan. Ditzelfde is doorgaans, niet zelden zelfs in nog hoogere mate, het geval met geheel dat heir van andere schriften, waaruit onze, zeer eigenaardig dusgenoemde, stichtelijke literatuur bestaat. Het gevolg hiervan is, dat bij de velen, wier eenige of voornaamste lektuur dergelijke schriften uitmaken, het gemoed alligt ten koste van den geest ontwikkeld wordt, eene omstandigheid, die, ofschoon nog vaak te weinig in rekening gebragt, toch onvermijdelijk van nadeeligen invloed moet zijn, en welker schadelijke werking zich dan ook, bij eenig dieper nadenken, al spoedig openbaart. Daarentegen ontbreekt het, wel is waar, ook niet aan geschriften, die de behoefte aan grondiger kennis van het Evangelie en zijne gewijde oorkonden op populairen trant trachten te bevredigen; doch deze zijn doorgaans weer te eenzijdig didaktisch van aard, én om zich in den smaak der meeste lezers aan te bevelen, én om wat toch alleen het hoogste doel moet zijn den wasdom van het christelijk leven te bevorderen. In het vóór mij liggend werk zijn, als ik zeide, beide eischen in eene zeer gelukkige harmonie gebragt. Het leidt in tot eene diepere kennis der H. Schrift door de wel eenvoudige, maar toch grondige behandeling eener reeks van belangrijke onderwerpen, aan den inhoud daarvan ontleend; doch ter zelfder tijd dat het aldus over gewigtige vraagstukken een helder licht verspreidt, is de schrijver ook op de stichting zijner lezers bedacht, door van de behandelde stof telkens zulk een praktisch gebruik te maken, als de aard daarvan. gedoogt Zijne verzameling beantwoordt dien ten gevolge geheel aan het opschrift, dat zij draagt, terwijl ik ten slotte ook niet aarzel, haar het getuigenis te geven, dat zij zich

niet alleen wat de keuze van stukken betreft, maar ook door fijnheid van opmerking, ernst en gemoedelijkheid van toon, kracht en waardigheid van stijl allergunstigst onderscheidt. Het is hier overigens de plaats niet, om over haren inhoud in het breede uit te weiden. Schreef ik, in stede eener vlugtige aankondiging, eene eigenlijke beoordeeling, ik zou ook van enkele kleine bedenkingen niet mogen zwijgen, die de kennismaking met den voor mij liggenden arbeid bij mij heeft achtergelaten. Ik zou mijn bezwaar moeten inbrengen tegen het min uitlokkend: Allerlei op den titel, eene benaming, waardoor zelfs aan de orde en den zamenhang, die in het geschrift heerschen, wordt te kort gedaan. Ik zou, met bl. 52 voor mij, Dr. Prins wenschen te vragen, hoe hij het door hem zoo gereleveerde verschil tusschen den naam Petrus en den bijnaam petra weet te rijmen met de taal, waarin Jezus zijnen discipel heeft toegesproken? Ik zou ook de opmerking niet kunnen terughouden, dat zijne verklaring van de parabel der wijze en dwaze maagden mij vooralsnog meer vernuftig, dan waar en aannemelijk, is toegeschenen. Doch, zoo als ik zeide, ik schrijf geene recensie, en, terwijl ik mij dus ook van de daaraan verbonden lasten ontslagen acht, eindig ik met den hartelijken wensch, dat den schrijver overvloedige stof tot dankbare blijdschap gegeven worde door de rijke vrucht, welke zijn arbeid voor de gemeente draagt!

H.

De mensch in omgang met God en zich zelven. Woorden en wenken ter bevordering van godsdienstzin en christelijk leven. Door A. G. Bruinses. Zalt-Bommel, Joh. Noman en Zoon, 1854. Iv en 231 blzz.

Dit boek behoort, door vorm en inhoud, geheel tot de rubriek van zuiver stichtelijke literatuur, waarvan hierboven inet een enkel woord werd gewaagd. Het bevat eene reeks van, langere of kortere, overdenkingen en beschouwingen (hier en daar nog met den onhollandschen naam van betrachting bestempeld), waardoor de schrijver de gemoedsstemming zijner lezers onder verschillende omstandigheden tot God zoekt te verheffen, of, langs den weg der zelf beproeving, hunne gezindheden te reinigen en te heiligen. Het komt mij voor,

als zoodanig, wezenlijke verdiensten te bezitten. Wel gedoogt de wijze zijuer zamenstelling niet, dat men 't uno tenore doorleest, en moet ik hier dan ook de verklaring afleggen, dat ik 't vooralsnog niet zou wagen, over geheel zijnen inhoud mijn oordeel uit te spreken. Maar toch meen ik er reeds genoegzaam kennis mede gemaakt te hebben, om het tot ascetisch gebruik te kunnen aanbevelen, terwijl ik met den schrijver hoop, dat het doel, hetwelk hij zich heeft voorgesteld, bevordering van een waarlijk godsdienstigen zin, bovenal de aankweeking van den geest der liefde onder allen, die in God hunnen Vader, in Christus Jezus hunnen Verlosser eerbiedigen, door de uitgave van dit geschrift voor

velen worde bereikt.

H.

De Apostel Johannes en zijne Schriften. Eene Bijbelstudie van Mr. Is. da Costa. 1853.

Het is slechts met bescheidene aanspraken, dat de Auteur dit geschrift het licht deed zien. Voor niet meer wil hij het doen gelden dan een ruimer en als op dag gebrachte uitwerking van een vroegeren arbeid." Desniettegenstaande is het ongetwijfeld door het lezend publiek, dat zijne werken ook op Godgeleerd gebied weet te waardeeren, even welkom geheeten, als het in den vorm van Voorlezingen gretig en door een steeds talrijker publiek genoten werd. Om te voldoen aan het verlangen van velen, werd het uitgegeven. Wie den heer Da Costa kent, en ooit zijne begaafde voordragten door zoovele improvisatoire inmengselen verlevendigd, heeft bijgewoond, weet hoeveel zijne hoorders ontvangen dat zijnen lezers niet kan worden medegedeeld. Evenwel zien zij zich ook aldus genoegzaam tegen teleurstelling gewaarborgd, wanneer zij niets meer verwachten dan de Auteur, in de door hem zelf gegevene aanduiding, beloofd heeft. De hoofdgedachten, die hier nader ontwikkeld worden, mogen reeds zijn neergelegd in de Overeenstemming der vier Evangeliën, maar het volledige beeld van den persoon en de karakteristiek van al de geschriften des Apostels werd daar gemist. Zoowel de Brieven als de Openbaring worden hier uitvoerig behandeld. Ook werd toen slechts vlugtig aangestipt, wat nu meer grondig en uitvoerig is uiteengezet, terwijl vooral de Aanteekeningen het

bewijs leveren, hoe de latere Theologisch-wetenschappelijke litteratuur, tot dit onderwerp betrekkelijk, vlijtig is geraadpleegd. Daarenboven vinden wij ons hier het beeld van Joannes geschetst door dezelfde hand, die ons reeds vroeger op zoo uitnemende wijze dat van Paulus ontwierp. Wij weten uit vroegere schriften van den heer D. C. welk een fijn en geoefend gehoor hij heeft voor den eigenaardigen toon, die door elk der Evangeliën, in onderscheiding van de overigen heerscht. Deze tact verloochent zich niet, ook bij het schetsen der persoonlijkheid van den boezemvriend des Heeren, die door de overlevering eenigzins geidealiseerd en daardoor ontrouw is voorgesteld. Wel vinden wij hem hier als den "Benjamin van het Apostolisch twaalftal, den Patriarch der uiteinden van de eerste Christelijke eeuw." Maar er wordt eene welgelukte poging aangewend, om het waas van sentimenteele gevoeligheid wegtenemen, dat in de gewone beschrijving als hoofdtrek in het karakter van Joannes over zijne gestalte ligt uitgebreid.

Op een beknopt en volledig overzigt van des Apostels leven volgt een onderzoek naar zijn natuurlijken aanleg en karakter. Het inspiratie-begrip van den schrijver verhindert hem niet hierop groot gewigt te leggen. Onderscheidene belangrijke bijzonderheden komen reeds terstond daarbij ter sprake, die ook op Exegetisch terrein opmerking verdienen, b. v. eene oorspronkelijke en vernuftige oplossing der schijnstrijdigheid tusschen Matth. XII: 30 en Marc. IX: 40, door op het verschil van enkelvoud en meervoud te wijzen; eene schoone opmerking over het komen van Jezus in zijn gezegde tot Petrus Joh. XXI: 22; eene gegronde gissing die reeds. vroeger te berde gebragt werd maar hier nader gestaafd wordt, dat Salome, de moeder van Joannes, de zuster zou geweest zijn van Maria, de moeder des Heeren, enz. Eene fraaije plaats in deze afdeeling is de uitweiding over den aard van den Boanerges, waar wij van den idealen tot den werkelijken Joannes worden teruggeroepen.

Na deze algemeene beschouwingen over den Apostel-Evangelist-Profeet, worden wij door zijne schriften rondgeleid. Natuurlijk komt het Evangelie 't eerst ter sprake. Hier vooral waardeeren wij den scherpen blik en het fijn gevoel van den dichterlijken Godgeleerde, die door eene zeldzame vereeni

"

[ocr errors]

ging van gaven en hoedanigheden zoo uitnemend geschikt is, om het karakteristieke van het Joanneïsche element in het licht te stellen. Hij begint met rekenschap te geven van den indruk des geheels, die door het eigenaardige van toon, stijl en gang wordt te weeg gebragt. Op het gebied van den vorm zoowel als van den inhoud, worden wij hier verrast door de belangrijkste opmerkingen, die ons treffen door haren eenvoud en waarheid. Bij eene natuurlijkheid en onnabootsbare eenvoudigheid, die ons later in onderscheidene zakelijke voorbeelden zal voor oogen komen, voegt dit Evangelie van den geliefden Discipel een toon en galm van verhevene plechtigheid, van levenvolle majesteit, die reeds vóór dat ieder woord nog naar eisch begrepen is, vóór dat ieder volzin op zich zelven in het verstand is opgenomen, het hart vervult met eene onuitsprekelijke gewaarwording van boeijende liefelijkheid en heilig ontzag." - Zoo spreekt de heer D. C. over den grondtoon van het Evangelie, die hij elders weder vergelijkt bij die stemme veler wateren,” waarvan in de Apocalypse gedurig sprake is, of bij den geregelden stap van eene zich voortstuwende krijgsbende. Terwijl hij het als eene reeks van tafereelen" aanmerkt, die van elkander onafhankelijk zijn, bespeurt hij als het eigenaardige in den stijl het praesens historicum, de parenthesen, het hebreeuwsche paralelisme, dat aan de Psalmen herinnert en eene zeer bijzondere keuze van woorden. In het opmerken van zulke fijuheden der taal is de heer D. C. op zijn eigen gebied. Inzonderheid heeft ons ook geboeid wat hij over de naïveteit van dit Evangelie en deszelfs schrijver zegt, met de onweersprekelijke bewijzen, daaraan ontleend, dat deze hoedanigheid kennelijk den ooggetuige verraadt. "Naïveteit moet immers uit haren aart of de waarheid des te sterker doen uitkomen, òf even sterk en dadelijk de onwaarheid openbaar maken, de dichting verraden. Van eene naïveteit, als die ons in het Evangelie van Johannes telkens voor oogen kwam, heeft inderdaad een verdichter geen besef; het denkbeeld komt niet bij hem op, om langs den weg eener zoo kunstige nabootsing van natuur en waarheid op dit gebied zich te wagen. Wee ook den verdichter of nabootser, die het zich vermat. Juist omdat het naïve de ongekunstelde kreet, als ware het, der natuur in hare waarheid is, ligt het noodwendig

"

« ForrigeFortsett »