849.8 Blz. Herm. Bouman. Een woord ter aandenking aan den Hoogleeraar ANTONIE NIERMEIER, mijn medebroeder bij de vergadering der Sy- node van 1854. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243. G. Doedes. Iets over „, de Geslotene Dearen.” Joh. XX: 19 en 26. , 479. clopedie. . . . . ................ 734. W. Th. van Griet huijten. Proeve ter verklaring van Joh. XX:17a. Raak mij niet aar. ...........287. D. Harting. Twee Redevoeringen van den Heer. . . . . . . . 637. I. De Bergrede. ................. 646. S. Hoekstra, Bz. Het Hooglied van Salomo, onderzocht, vertaald en verklaard. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323. J. H. Holwerda. Iets over de plaats van Ignatius in Ep. ad Philad. C. 8. . ..... ... ............. 131. onderworpen. (Vervolg van Dl. XII, bl. 364). . ....... 136. tot de Babylonische Ballingschap. . . . . . . . . . . . . 749. J. J. van Oosterzee. Nog iets over Jacques Saurin. ... . 469. Replieken en Antikritieken. . .. .. 529. 1. Iets over het Tijdstip van Jezus' Hemelvaart. Aan Ds. H. Brouwer, te Oudkerk. . . . . . . . . . . . . . . . . . 530. II. Iets over Matth. X: 28. dan Ds. A. Wittevcen, te Huizum. .547. 111. Iets over Jesaia VII: 14–16. Aan Ds. A. D. Loman, te Deventer. ..... ............ . 564. IV. Iets over de verhouding tusschen J. Saurin en Theod. Huet. Aan Blz. Oratore.” .............. . 699. J. H. Sonstral. Petras Waldus met zijne gemoedsverwanten en de kerk; een beeld uit de geschiedenis der oppositie in de Christelijke kerk. ......... ........ .. . 3. G. W. Stemler. Iets over het Christelijk Godsbegrip en het beginsel Het leven van Jezus, den Zoon Gods en den Zaligioaker der wereld, wetenschappelijk-populair beschreven door Dr. L. S. P. Meijboom . Eerste Dl. Iste en 2de Aflevering. (Vervolg en slot van Dl. XII, bl. 433). Poor D. Harting. ............. 161. Jacques Saurin. Eene bladzijde uit de geschicdenis der Kanselwelspre- kendheid, beschreven door J. J. van Oosterzee....... 227. en met opschriften, gelijklaidende plaatsen en tenige aanteekeningen Sir David Brewster. More Worlds than one, the creed of the Phi- losopher and the hope of the Christian. London 1854...... 196. A. G. Bruinscs. De mensch in omgang met God en zich zelven. Woorden en wenken ter bevordering van godsdienstzin en christelijk leven. Zalt-Bammel 1854. . . . . . . . . . . . . . . 203. Mr. Is. da Costa. De Apostel Johannes en zijne Schriften. Eene Bijbelstudic. 1853. ............ ..... 204. Louis Gaussen. De Profeet Daniël, of verklaring der droomen en gezichten in het profetisch gedeelte van het boek van Daniël. Vrij vertaald uit het Fransch. Met afbeeldingen, kaart en tabellen, 3e, 4e, 5e en 6e stuk. . . . . . . . . . . . . . . . . . 208. Dr. C. R. Hagenbach. De Christelijke kerk in de drie eerste eeu- wen. Voorlezingen. Met een Voorberigt van H. Hiebink, Director van het Zendelinghuis te Rotterdam. In twee deelen. Rotterd. 1853. 194. A. C. C. de Jongh. De twee Vrienden , Homiletische Novelle. Zalt- Blz. Daar officieele, deels tot hiertoe ou bekende bronnen, voor Nederlanders bewerkt door J. Hooykaes Herderschce. Nijmegen 1854..... 517. J. J. Prins. Allerlei uit de Heilige Schriften des Nicuwen Verbonds. Tot leering en stichting bijeenverzameld. 's Hertogenbosch 1854. . . 201. Dr. Phil. Schaff. Der Deutsche Kirchenfreund. Organ für die ge- meinsamen Interessen der deutsch-amerikanischen Kirche. 1847. . . 512. nachgewiesen. Heidelb. 1855. .. ........... 515. Schrift geschetst. Eerste Deel. Amsterdam 1855. ......514. Hetzelfde werk, vertaald door Dr. E. Moll. Tiel 1854. ..... 619. N. 1. Den Hooggeleerden Heere Mr. M. des Amorie van der Hoeven. Door F. P. J. Sibmacher Zijnen. ....... 215. No. 2. Antwoord aan Dr. F. P. J. Sibmacher Zijnen. Door M. des Amorie van der Hoeven. . . . . . . . . . . 217. No. 3. Den Hooggeleerden Heere M. des Amorie van der Hoeven. Door F. P. J. Sibmacher Zij nen. ....... 311. No. 4. Aan N. N. Een woord over Matth. III : 14 en Joh. 1: 350. PETRUS WALDUS MET ZIJNE GEMOEDS VERWANTEN EN DE KERK; EEN BEELD UIT DE GESCHIEDENIS DER OPPOSITIE IN DE CHRISTELIJKE KERK. DOOR J. H. SONSTRAL, Pred. aan den Helder. Het Christelijk leven des volks in de XII. en XIII. eeuw. Aan de woelingen der volksverhuizing, aan de barbaarschheid zijner wouden en moerassen onttrokken, stond de Germaan in de middeleeuwen op een standpunt, dat hij nooit weder bezetten kan, zoo min als de volwassen man zich in den toestand zijner jeugd terug kan plaatsen. Stout en prat op zijne forsche kracht, op zijne ontgloeide verbeelding, op zijne drift naar avontuurlijk bedrijf, werd hij door kokende hartstogten opgewonden. Op het oorlogsveld dorstte hij naar bloed en roem, op het tournooiveld naar eer en de bloemenkrans uit de teedere hand eener schoone jonkvrouwe, en de man van staal bevochtigde zijne lans met een traan, terwijl de minstreel het lied zong, dat den ridder verheerlijkte, die voor God en de onschuld eener maagd zijn bloed had geplengd. De forsche man uit die tijden redeneerde niinder, andelde zooveel te meer en omdat hij geloofde, deed hij NS wonderen. Die redeneerden, deden het zoo als de maap, die pas de school verlaat, over eene onbekende wereld |