Sidebilder
PDF
ePub

na een behoorlijke organisatie van het bankwezen, is export naar Rusland mogelijk. Zou het anders zijn in de Levant? Durft een kooper daar niet één, twee jaren crediet vragen of afdwingen? en is het elders anders?

Het is een schoone leuze:,,cash only", en als een ieder zich daaraan hield, zou de industrie er baat bij vinden; dat geloof ik wel, maar men houdt er zich niet aan. Dit is een feit, dat onder de oogen gezien moet worden. Zeker, men kan er tegenover stellen: tegen cash kan ik goedkooper leveren, mijn producten zal ik beter maken maar wat zal dat geven? Ik kan gerust aannemen, dat ik mijn klanten verlies, wanneer een ander op crediet gaat leveren, en van er als nieuweling,,in te komen" is in den regel geen sprake. Het spreekt vanzelf, dat er artikelen zijn, die toch gekocht moeten worden, dat er toch wel cash wordt verhandeld, maar zal er niet vandaag of morgen een mededinger komen, die de afnemers doet bezwijken voor het verleenen van crediet?

Evenmin behoeft het ontkend te worden, dat exporteurs vaak deze credietverschaffing als voornaam deel hunner werkzaamheden tot stand brengen, doch is dat voor de nijverheid wel zoo voordeelig? Een exporteur kijkt door een open raam op de buitenlandsche markt en vertelt aan de industrie wat daar voorvalt. Zal de exporteur nu aan de industrie vertellen, dat de prijzen daar zoo loonend zijn, dat zij dus haar noteering daarnaar kan richten? Kom, wie gelooft dat? Als een handelaar niet probeerde tegen de laagste prijzen te koopen en tegen de hoogste te verkoopen, dan was hij geen handelaar. Neen, de exporteur zal altijd in vele gevallen zijn waarde houden voor de nijverheid, doch in vele andere gevallen zou een betere export-organisatie de nijverheid ten goede komen.

Had de nijverheid nu een bank met eigen filialen in het buitenland, dan liep de geheele zaak anders. Er zou worden geïnformeerd, wat een bepaalde markt zou kunnen gebruiken, welke Nederlandsche nijveren daar reeds een deel van leverden, waarom het geheele kwantum, dat benoodigd was niet door die nijverheid geleverd werd, om dan zonder elkander concurrentie aan te doen, het ontbrekende in handen te brengen van hen, die goederen hebben aan te bieden. De behoeften der wereld zijn waarlijk groot genoeg om de geheele Nederlandsche nijverheid werk te geven. Het bederven van een markt, geschiedt door gebrek aan organisatie, door afgunst.

Dat een goede organisatie niet in één dag verkregen wordt, dat een goede organisatie onder de tegenwoordige omstandigheden onmogelijk is, dat alles neemt niet weg, dat de nijverheid mag verwachten te eeniger tijd met eigen oogen te kunnen zien op de buitenlandsche markten; dat onze consuls daarbij als adviseurs zeer groote diensten zullen kunnen bewijzen, ligt voor de hand. Nog eens, de directe bezwaren tegen een nijverheidsbank zijn groot. Niet alle ondernemingen zijn los van haar geldinstituten. In den beginne zullen het niet zijn de groote fabrieken, die zich aansluiten, maar indien de nijverheidsbank met haar vertakkingen voordeelen begint af te werpen, dan volgt de eene onderneming nà de andere. Ook de middenstands-credietbanken werken zich langzaam maar zeker in, tusschen de gelederen der groote detailzaken, en hoe kleiner begonnen wordt, hoe minder zwaarwegende leden in den aanvang medewerken, hoe beter, geleidelijker en onpartijdiger zal de groei zijn.

Dat het verkrijgen van grondstoffen voor de industrie bij de nieuwe organisatie in het oog moet worden gehouden, spreekt wel vanzelf. Want daarmede zal een nijverheidsbank bij steunverleening rekening moeten houden: een industrie, welke niet ten allen tijde de beschikking heeft over grondstoffen; een industrie die afhankelijk is van octrooien in handen van anderen, is een altijd gevaarlijke onderneming. In- en uitvoerrechten, scheepsvrachten, monopolies en wat niet al kunnen zelfs in vredestijd zulk een bedrijf hinderen, zoo al niet onmogelijk maken.

Vele dezer industrieën behouden dan ook een kunstmatig karakter en berusten niet op de exploitatie der natuurlijke rijkdommen, van den bodem, maar op de exploitatie der arbeidskrachten der bevolking. Waar men de exploitatie de arbeidskrachten niet kan laten samengaan met exploitatie der eigendommen, doch voor de grondstoffen en procédés afhankelijk is van anderen, waar het tot waarde brengen van arbeidskrachten hoofdzaak wordt, m. a. w. waar de industrie zuiver beschouwd wordt als werkverschaffing,

[ocr errors]

daar gaat men misschien noodgedrongen den verkeerden weg op. Men schept een natie, die hunkert naar de rijkdommen van anderen, die deze niet zelf kunnen of willen exploiteeren. 1) Dergelijke industrieën berusten dan of op een betere scholing der werkkrachten, òf in 't algemeen op betere bedrijfstoestanden,

1) Dit vormt den grondslag voor het imperialisme.

dan die, welke gevonden worden in het land van voortbrenging, of op voordeelen door de regeering aan haar verstrekt in allerlei vormen. En al mogen tijdelijke omstandigheden en kunstmatige maatregelen een ander beeld doen ontstaan, de goede, oude economische regel, dat in het land der grondstoffen, de fabrikage van de daaruit te verkrijgen artikelen het voordeeligst zal kunnen plaats hebben, heeft nog niet afgedaan.1)

Wanneer de regeering, op welke wijze dan ook, eventueel een concentratie van bedrijf zal steunen, zal dit dan toch in hoofdzaak bepaald moeten blijven tot bedrijven, die in Nederland en Koloniën voortgebrachte grondstoffen verwerken.

Laten wij toch dankbaar zijn in een land te wonen, waar de bodem zoo vruchtbaar is en nog zooveel meer vruchtdragend gemaakt kan worden, dat daarin voor een groot deel der bevolking een bestaan kan worden gevonden. Laten wij toch dankbaar zijn ons land te zien in handen van kleine grondbezitters; boeren, tuinders, hoveniers, waar intensieve cultuur meer voordeel oplevert dan grootbedrijf, waar de samenwerking zich bepaalt tot gemeenschappelijken inkoop en verkoop en gezamenlijke studie en het gezamenlijk openen van nieuwe markten en maken van reclame. Laat ons toch geen industrieën kunstmatig kweeken, waar ons de grondstoffen ontbreken. Zij worden, als eigen land, noch koloniën, die grondstoffen op den duur kunnen leveren, tot een last en waartoe de pogingen zouden leiden om haar op de been te houden bij een of andere buitenlandsch débâcle is niet te voorzien.

Wil men wijzen op een Nederlandsche bloeiende industrie b.v. de katoen-industrie, om deze meening te bestrijden, dan vraag ik : waarom tracht Groot-Brittanje dan de cultuur van katoen in eigen hof, in Egypte en elders, zoo hoog op te voeren, dat het onafhankelijk wordt van Amerika? Of dit gelukken zal, heeft met deze vraag niets te maken. Mij is het een bewijs voor hetgeen ik schreef over de grondstoffen voor de industrie. Waarom tracht men over de geheele wereld tabak te verbouwen, die het Delidekblad kan vervangen? Elke industrie moet trachten zich

[ocr errors]

1) Begint Australië niet nu zelf de koper- en loodertsen, vroeger naar Duitschland uitgevoerd, te verwerken? gebeurt hetzelfde niet in Zweden en in Spanje? En de steenkolenteer in Engeland, wordt die daar niet nu verwerkt door de British Dyes! Maakt Edison niet nu zijn eigen carbolzuur uit de grondstoffen, die vroeger naar Duitschland gingen om verwerkt te worden?

onafhankelijk te maken van een monopolie, dat in handen is van een ander. Het spreekt wel vanzelf, dat het gevaar minder wordt, voor het verkrijgen van grondstoffen niet aan

wanneer men

is op één voortbrenger, doch men vergete niet, dat in gewezen den huidigen concurrentiestrijd het monopoliseeren van een artikel, het middel is om den strijd ook vol te houden, om te overwinnen, om zoo hoog mogelijke winsten te maken.

MONOPOLIES.

Dat ook hier weer, vrijwel alleen regeeringshulp een dam kan opwerpen tegen monopolies, lijkt mij onbetwistbaar. Het monopoliseeren toch bestaat niet alleen uit het corneren" van grondstoffen en producten in 't algemeen 1), doch het is ook zeer in de hand gewerkt door de octrooiwetgeving. Na veel tegenstribbelen hebben wij toegegeven, dat wij geen roofstaat" meer mochten zijn. Het werk, de denkkracht, de vinding van den enkeling, kwam ons niet toe zonder cijnsbetaling. De ethische richting overwon. Maar niemand had de gevolgen voorzien, die voortkwamen uit verleenen van octrooi. De gevolgen blijken nu te zijn, dat de octrooihouders, (toch bijna nooit de persoonlijke uitvinders), monopolisten geworden zijn. Zij zijn begonnen heele takken van nijverheid te monopoliseeren, beschermd als zij waren voor een bepaalden tijd door de regeeringen, door hun internationaal geregistreerde patenten. Een gezaghebbend man, door mij naar zijn meening gevraagd omtrent dit punt, antwoordde mij: ,,Octrooien ik acht ze zelfs niet ethisch, omdat de wijze van uitvoering, niet het denkbeeld (de kern) beschermd wordt. Voor een klein land zijn octrooien funest. Voor een groot land bestaan er middelen tot afweer; zooals het eischen dat een octrooi in het land zelf wordt geëxploiteerd in een mate, waarbij de behoefte in het land zelf bevredigd wordt".

[ocr errors]

Dat de octrooiwetgeving een geweldigen invloed uitoefent op de industrie blijkt wel, uit de discussies, die over dit onderwerp in Engeland worden gevoerd.

Reeds lang vóór den oorlog voelde men daar den strop om den hals er was geen ontkomen meer aan afdoende heeft

[ocr errors]

1) Termijnhandel.

[ocr errors]

daar allerminst geholpen het voorschrift van exploitatie in eigen land. Elke nieuwe uitvinding in Duitschland belemmerde de Britsche nijverheid steeds meer en meer. Daartegen hielp geen flink aanpakken" geen „kapitaal beschikbaar stellen" geen verbetering van vakonderwijs" de regeering moest tegen eigen onderdanen zeggen: gij moogt dit of dat niet maken en of dan al werd aangetoond, dat zonder verbreking der octrooiwetten een industrie ten doode opgeschreven stond de regeering kon hier niet helpen. Van het allergrootste belang is het dan ook te volgen, welke veranderingen in de octrooi-wetgeving verlangd en afgedwongen zullen worden. Tijdens den oorlog wordt door de Britsche regeering verlof verleend tot het gebruik maken van buitenlandsche octrooien, met dien verstande, dat de gebruiker later een zekere vergoeding zal moeten toestaan aan den octrooihouder. De regeering zal deze vergoeding later vaststellen. Misschien zal déze regeling een basis kunnen vormen, waarop een nieuwe octrooiwetgeving is op te bouwen, welke een monopoliseering voorkomt. Dit zou dus zijn een verplichting het octrooi voor ieder beschikbaar te stellen tegen een door onpartijdigen vast te stellen vergoeding. Dus dwanglicenties direct bij octrooi-verleening.

STAATSTOEZICHT.

Dit geheele pleidooi voor staatsinmenging in de nijverheid van ons vaderland, zal veel tegenkanting ondervinden. „Staatsdwang en staatstoezicht hebben een bitteren bijsmaak", voegt men mij toe; ik zou daarachter willen plaatsen het woord "verkregen”. De gemiddelde nijveraar geeft zich geen rekenschap van hetgeen de regeering doet om hem te steunen, hij ziet slechts de wettelijke voorschriften, die hem in zijn pogingen belemmeren (of schijnbaar belemmeren). Veel van den bitteren bijsmaak zal verdwijnen, wanneer hij in nauwer verband wordt gebracht met de regeering en zijn wenschen en belangen door de regeering bestudeerd en mogelijk bevorderd ziet. Laat de regeering toch niet zoo fatsoenlijk bescheiden zijn en haar licht niet zoo onder de korenmaat houden! Welk beeld zal de toekomst in ons vaderland opleveren? Een van het buitenland geheel afhankelijk Nederland, omringd en geëxploiteerd door monopolisten, òf, eene met de regeering en Vaderlandsche Nijverheid.

3

« ForrigeFortsett »